Andere Tijden - Al Naqba, de Palestijnse catastrofe 1948 (2000) NPO

1 month ago
13

Andere Tijden gaat terug naar de kern van het Palestijns conflict: de tijd dat de staat Israel werd gesticht en Palestijnen daartoe uit hun woonplaats werden verdreven. Volgens de één de verdiende vervulling van een lang gekoesterde wens, volgens de ander een "etnische zuivering": een reportage uit Haifa, waar in 1948 tienduizenden Palestijnen hun huizen moesten verlaten.

Khaled Mansour is kruidenier in een vluchtelingenkamp bij de stad Jenin, op de westelijke Jordaanoever. Mansour woont er sinds 1948, het jaar van ‘Al-Naqba’, oftewel de catastrofe zoals Palestijnen de eerste Arabisch-Israëlische oorlog noemen. Israëliërs noemen die oorlog ‘de onafhankelijkheidsoorlog’, de strijd waarin een kleine groep joodse kolonisten een enorme Arabische meerderheid weerstond en zo een joodse staat vestigde. Wat voor de één de verwezenlijking van een lang gekoesterde droom was, was voor de ander een regelrechte ramp. Voor Khaled Mansour bijvoorbeeld. Hij is afkomstig uit de stad Haifa aan de Middellandse Zee en is een van de hoofdpersonen in de documentaire ‘Al-Naqba’ van Alexandra Jansse en Benny Brunner, waaruit wij voor deze reportage mochten putten. De documentaire is weer gebaseerd op het boek ‘The birth of the Palestinian refugee problem, 1947-1949’ , van de Israëlische historicus Benny Morris, waarin de Palestijnse catastrofe minutieus wordt beschreven. De diepere oorzaak van die catastrofe liggen niet in het Midden-Oosten, maar in Europa.

Haifa tot 1948
‘de mooiste en rijkste stad van Palestina’
Khaled Mansour koestert de stad waar hij vandaan komt nog steeds. Hij heeft zelfs een van zijn kleindochters Haifa laten noemen. ‘Haifa was de mooiste en rijkste stad van Palestina’, zegt hij in de reportage ‘en de toegangspoort tot het Midden-Oosten’. Dat waren de vele immigranten uit met name Duitsland, die zich vanaf de jaren ’30 in Haifa vestigden, kennelijk met hem eens. De toestroom van deze meestal hoog opgeleide Duitsers die voor Hitler waren gevlucht, gaf zelfs voedsel aan de nodige grappen, zoals deze: ‘Twee nieuwkomers uit Duitsland hebben werk gevonden op een bouwplaats. Ze geven elkaar stenen door. Zegt de een: “Bitte Herr Professor”. Waarop de ander consequent antwoordt: “Ja, danke Herr Professor”. In 1947 was Haifa een gemengde stad met ongeveer 70.000 joodse en 70.000 Palestijnse inwoners. De joden woonden overwegend op de hellingen van de berg Carmel en de Palestijnen overwegend in de benedenstad, maar op de grens van hun ‘wijken’ woonden joden en Arabieren door elkaar, soms zelfs in dezelfde huizenblokken. ‘Christenen, joden en moslims, iedereen had een goed leven’, zegt Mansour. De joodse oud-strijder Gilead, die in de bovenstad woonde, is het met hem eens: ‘In Haifa bestond was geen spanning tussen Arabieren en joden’. Dat veranderde toen de Britten hun vertrek uit Palestina aankondigden.

Antisemitisme in Europa veroorzaakt joodse emigratiegolf naar Palestina
Vanaf de jaren 1880 ontvluchtten veel joden het voortwoekerende antisemitisme in Europa, dat in landen als Rusland en Roemenië zelfs regelmatig tot gewelddadige vervolging leidde. Een deel van de emigranten trok, geïnspireerd door met name de Weense journalist/schrijver Herzl, naar Palestina om op het land vanwaar de joden 2000 jaar eerder door de Romeinen waren verdreven een eigen, ‘nationaal tehuis’ op te bouwen. Palestina was op dat moment deel van het enorme Ottomaanse rijk. In 1917, aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, verdreven de Britten de Turken uit Palestina, dat zij vervolgens tot eind 1947 onder een mandaat van de Volkenbond (later Verenigde Naties) zouden besturen. Naarmate in de jaren ’30 het antisemitisme in Europa weer toenam, nam ook het aantal joodse emigranten naar Palestina toe, tot groeiende weerzin van de Arabische bevolking die vreesde een minderheid in eigen land te worden. De Britten wisten de vrede zo goed en zo kwaad als het ging te bewaren, maar zij wisten geen oplossing voor het probleem van twee volken die aanspraak maken op één en hetzelfde land. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg dat probleem onbeheersbare proporties. Tienduizenden Europese joden, overlevenden van de Holocaust, meldden zich aan de poorten van het land van hun laatste hoop. De toestroom van nieuwkomers uit Europa leidde in de jaren 1946 en 1947 regelmatig tot gewelddadige botsingen tussen joden en Palestijnen. Maar in Haifa bleef het relatief rustig.

VN verdeelt het land onder Joden en Palestijnen
De situatie escaleert
Ook in de jaren meteen na de oorlog slaagden de Britten er niet in de politieke aspiraties van joden en Palestijnen met elkaar te verzoenen. De joden eisten een eigen staat, die de Arabieren op wat zij als hun grondgebied beschouwden niet wilden toestaan. Om het probleem niet nog groter maken, probeerden de Britten de invasie van joden uit Europa te stoppen. Joodse milities als Irgun en Stern reageerden met terreuraanslagen op Britse doelen. Daarop liet de regering in Londen, in de loop van 1947, weten dat zij haar mandaat over Palestina wilde teruggeven. De Verenigde Naties mochten het probleem verder oplossen. Op 29 november besloot de algemene vergadering van de VN het land te verdelen tussen joden en Palestijnen. Op 55% van het grondgebied zou een joodse staat komen, op de resterende 45% een Palestijnse. Khaled Mansour herinnert zich dat ‘iedereen op de avond van de stemming in New York boos was, en we organiseerden demonstraties’. Op verschillende plaatsen in Palestina vielen gewapende Arabieren joden aan. Landen als Egypte en Jordanië kondigden aan dat zij hun Palestijnse broeders te hulp zouden schieten op het moment dat de Britten zich zouden terugtrekken.

De slag om Haifa
Op 21 april 1948 trok het Britse leger zich terug uit Haifa. De vreedzame samenleving van joden en Arabieren was toen al verleden tijd. In afwachting van het besluit van de Verenigde Naties hadden milities van beide partijen in de loop van 1947 al posities ingenomen aan de scheidslijn tussen de joodse en Arabische wijken. Haifa had een grote olieraffinaderij waar beide groepen nog wel vreedzaam samenwerkten. Tot december 1947, totdat joodse terroristen 7 Arabieren bij de poort van het complex opbliezen en Palestijnse moordenaars als vergelding 39 joodse arbeiders afslachtten. Een aantal welgestelde Arabische families besloot toen al de stad te verlaten en tijdelijk hun heil elders, bijvoorbeeld in Beiroet, te zoeken. De meeste zouden Haifa nooit meer weerzien. Op de dag dat de Britten vertrokken, ging de belangrijkste joodse militie, de Hagana, namelijk meteen in de aanval. Vanaf de berg Carmel bestookte de Hagana de Arabische benedenstad met mortieren. De Palestijnse militie, slecht bewapend, slecht geleid en ongedisciplineerd, bood nauwelijks weerstand. Na 24 uur van vrijwel onophoudelijke beschietingen, sloeg de Arabische bevolking in paniek op de vlucht.

De reactie van de joodse leiders in Haifa op de Palestijnse vlucht was ambivalent. De joodse burgemeester van de stad, Shabtai Levy, riep de Arabieren op niet weg te gaan. Maar aan Palestijnse zijde overheerste de angst. Twee weken eerder had een joodse strijdgroep een slachting aangericht onder de bewoners van Deir Yassin, een dorp bij Jeruzalem. De Palestijnen in Haifa kregen, na 24 uur te zijn beschoten, van hun leiders te horen dat hen een zelfde lot beschoren zou zijn en vluchtten over zee. Oud-strijder van de Hagana Gilead vertelt in de reportage dat hij, meteen na het vertrek van de Palestijnen, hun deel van de stad introk en daar een ‘spookstad’ aantrof. ‘Plotseling waren ze er niet meer’. ‘Ze’ waren de 70.000 Palestijnen die kort daarvoor nog in de stad hadden geleefd. ‘Ik was erg blij….blij is misschien niet het goede woord…’

De slag om Haifa was een keerpunt in de oorlog van 1948. Vanaf dat moment kreeg de Hagana vrijwel overal de overhand in de strijd. Volgens de Israëlische historicus Benny Morris hadden de joodse leiders in Palestina aan het begin van de oorlog geen groots plan om de Palestijnen te verdrijven, maar net als Hagana-strijder Gilead waren de meeste wel erg tevreden met hun vertrek. Op 14 mei 1948 riep David Ben-Gurion in Tel Aviv de staat Israël uit. Zijn regering zou niet veel later besluiten dat de vluchtelingen geen recht hadden op terugkeer naar hun oude woonplaatsen. Dat standpunt huldigt de Israëlische regering tot de dag van vandaag. Khaled Mansour uit Haifa kwam, na ettelijke omzwervingen, terecht in een (permanent) vluchtelingenkamp bij de stad Jenin op de westoever van de Jordaan. Tot 1967 was dat Jordaans grondgebied. Toen veroverde Israël, in de Zesdaagse Oorlog, ook dat deel van Palestina. Anders dan in 1948 vluchtte hij in 1967 niet. Op de westoever van de Jordaan woedt nu opnieuw een hevige Palestijnse opstand tegen Israël. En de man die zijn kleindochter Haifa liet noemen, heeft niets vergeten.

Tekst: Matthijs Cats

Bronnen
BEELDEN
Het item in Andere Tijden is een bewerking van de documentaire ‘Al Nakba’ van Alexandra Jansse en Benny Brunner uit 1998. De archiefbeelden (afkomstig uit het Nederlandse Audiovisueel Archief) zijn toegevoegd door Andere Tijden.

Literatuur
De documentaire Al Nakba is gebaseerd op het boek:
The birth of the Palestinian refugee problem 1947-1949, van de Israelische historicus Benny Morris.

https://anderetijden.nl/programma/1/Andere-Tijden/aflevering/634/Al-Naqba-de-Palestijnse-catastrofe-1948

Andere Tijden gaat terug naar de kern van het Palestijns conflict: de tijd dat de staat Israel werd gesticht en Palestijnen daartoe uit hun woonplaats werden verdreven. Volgens de één de verdiende vervulling van een lang gekoesterde wens, volgens de ander een "etnische zuivering": een reportage uit Haifa, waar in 1948 tienduizenden Palestijnen hun huizen moesten verlaten.

https://anderetijden.nl/programma/1/Andere-Tijden/aflevering/634/Al-Naqba-de-Palestijnse-catastrofe-1948

Loading comments...